De Oosterse klaproos, vaak ook gewoon Turkse klaproos genoemd, is een van de belangrijkste vaste planten, die niet mogen ontbreken in een bloembed. Zijn prachtige felrode kopbloemen met het bijna zwarte midden opent zich van mei tot juni. Ze schijnen zo fel, zodat men ze uit de verte al kan zien. Hoe dichter men bij ze komt hoe meer fascineert de tederheid van de individuele bloembladen, dat lijkt op een vleugje zijde.
Na de bloei blijven de mooie zaaddozen staan, die men als decoratie eerst in de tuin kan laten staan. Als het zachtjes in de zaaddozen rammelt als je het schudt, dan zijn de zaden binnen rijp en kunnen heel gemakkelijk worden uitgeklopt voor het zaaien in het volgende jaar. Gedroogd zijn de zaaddozen erg mooi in droogboeketten en als decoratie in natuurlijke bloemboeketten.
Ook de bloemen zijn geschikt als snijbloemen, ze blijven maar heel kort in de vaas. Men moet daarvoor de knoppen afsnijden, wanneer ze op het punt staan open te barsten.
Relatief snel na de bloei, trekt de klaproos naar binnen. Dat betekent, dat de bladeren verwelken en men geen bovengrondse delen van planten kan zien. Pas in de herfst vormt zich uit de penwortel een nieuw bladrozet, die dan in de winter blijft. Om deze reden moet met de Turkse klaproos in het bloembed altijd iets naar achteren plaatsen en met andere weelderige groeiende vaste planten verplanten, die dan het gat verstoppen, die de klaproos in de zomer achterlaat. Hiervoor zijn kattenkruid, bruidssluier, lavendel of ook ridderspoor zeer geschikt.
De Oosterse klaproos is een goede drachtplant voor bijen en andere nuttige insecten.